Eigenlijk hebben we allebei redelijk goed geslapen. Dat met dank aan paracetamol en neusdruppels. Om kwart over acht zijn we gaan ontbijten. Naast de toast met jam kregen we ook 2 gekookte eitjes. Omdat Phons zich niet lekker voelt blijft hij deze ochtend in het hotel. Zelf ga ik mee op excursie naar een mijn in Potosi. We worden met een busje opgehaald en Diego is onze gids. Aan de rand van de stad werd gestopt om inkopen te doen voor de mijnwerkers.
Een zak cocabladen, sigaretten, limonade en bijna pure alcohol. Voor 15 bol had je een tas vol. Aan de overkant vond de verkleedpartij plaats. Een soort regenbroek, regenjack, laarzen en een helm. Toen weer het busje in en de berg op. Intussen gaf Diego volop uitleg. Bij aankomst bij de mijn kregen we een rubberen band om ons middel met een batterij. Een lamp werd op helm geschoven. Het avontuur begon. Vooraan in de mijnschacht was het erg koud en nat. Ijspegels hingen aan de balken. Soms rechtop, maar meestal gebukt gingen we een paar honderd meter de mijn in. Het viel niet altijd me. Af en toe moesten we aan de kant, omdat er karretjes of mannen langs moesten. Hoe verder we kwamen, hoe warmer het werd. En dan al dat stof. Wat werken die mannen in een ongezonde omgeving.
Door het stof, de lange werkuren en de dampen die er hangen, worden ze helaas gemiddeld niet ouder dan een jaar of 40/45 . In een hoekje van de mijn ziet een tiental mannen te drinken, zeg maar zuipen. Omdat het de laatste vrijdag van de maand is, wordt dat gevierd. Een aantal zijn zo zat als een konijn. Het wil ook wel, ze drinken de alcohol als water. Ondertussen zijn we onze spullen al kwijt, en het is sneu voor de rest die we nog tegenkomen.
Als we verder gaan moeten we op handen en voeten door een twee meter lang gat. Jeetje, wat was dat lastig en best eng. We kwamen toen bij Tio, de god van de mijnwerkers uit. Terwijl Diego veel uitleg gaf, konden wij een beetje bijkomen. Na veel offeren en verhalen gaan we terug. Helaas moesten we weer door dat enge gat. Nu is het wat de temperatuur betreft, precies omgekeerd. Het werd steeds frisser.
Na heel wat bukken zagen we eindelijk de uitgang weer. Helemaal grijs van het stof, gingen we met het busje terug om ons om te kleden. Het was maar goed dat Phons niet is meegeweest. Zoveel stof en gebuk, dat was nooit goed gekomen. Rond half twee gaan we de stad in om iets te eten. Veel straten zijn afgezet. Wat een genot om te lopen zonder die smerige uitlaatgassen. In een of ander tentje eten we een hamburger en spaghetti.
Dan gaan we naar het plein, waar we in de zon op een bankje gaan zitten. Lekker mensen kijken. Ook maken we nog een kindje blij met een beertje, maar de mama was blijer. Bij een van de grote gebouwen op het plein was het een drukte van jewelste. Veel militairen, de boel afgezet. Nou, we wachten een tijdje op president Morales, die er op bezoek is, maar het duurt zo lang, dat we maar opstappen.
We gaan terug naar het hotel, waar we lekker ons gemak houden. Straks alleen nog weg voor het eten en om inkopen te doen voor de lunch van morgen. Om kwart over zeven lopen we naar restaurant Rosicler. Als we hier aankomen ziet het er Chiq uit. Er is 1 probleem. Er zit niemand binnen. We besluiten om weer naar El Fogon te gaan. Dit restaurant is gisteren goed bevallen en is slechts 1 blok lopen van Rosicler.
Bij El Fogon is her gezellig druk en we nemen een tafel achter in het restaurant zodat we een mooi overzicht hebben. Jose bestelt weer een forel maar deze is helaas uitverkocht. Dan maar een lomo au moulin rouge. Wegens succes geprolongeerd: ik bestel weer een lomo a la pimiente en een fles witte wijn, campus de Solana. Het smaak weer voortreffelijk. We rekenen 180 Bs af en lopen door de smog richting ons hotel.
Een paar blokken verder is een supermarkt hier doen we inkopen voor de lunch van morgen. Iets over tienen zijn we terug op de kamer. We zijn moe en we gaan slapen. Potosi is niet onze stad. De ijle lucht en de uitlaatgassen maken deze stad onleefbaar. In ieder geval voor ons.